De egel koopt een ziekte

‘Ik heb pas een ziekte gehad,’ zei de mier op een ochtend tegen de egel toen ze elkaar tegenkwamen op een open plek in het bos.

‘Voor je verjaardag?’ vroeg de egel. ‘Nee, zomaar,’ zei de mier. De egel dacht even na. Hij wist niet wat een ziekte was en vroeg: ’Had je er wat aan?’  De mier schudde zijn hoofd. ‘Aan die ziekte? Nee.’

‘Heb je hem weggedaan?’ ‘Ja,’ zei de mier. Hij keek de egel één ogenblik doordringend aan en liep toen met vlugge passen door.  ‘Ik heb haast, ‘ zei hij.

De egel bleef staan. Wat zou een ziekte zijn? vroeg hij zich af. Iets waar hij blijkbaar niets aan had…maar misschien was het iets waaraan je moet wennen, zoals een ander soort thee of een nieuw bed. Ik zou wel eens willen weten wat het is.

Hij ging naar de winkel van de sprinkhaan. Hij wist dat daar alles te koop was, behalve de zon, de maan en de sterren.

‘Dag egel,’ zei de sprinkhaan toen de egel naar binnen stapte. ‘Wat kan ik voor je doen?’

‘Ik wil een ziekte kopen,’ zei de egel. De sprinkhaan keek hem aan. ‘Die verkoop ik liever niet,’ zei hij. Hij fronste zijn voorhoofd. ‘Tenzij je er heel graag een wilt hebben.’

‘Ja, dat wil ik,’ zei de egel, die steeds nieuwsgieriger werd. ‘Tja,’ zuchtte de sprinkhaan, ‘ik heb ze in verschillende soorten: milde en ernstige, en ook slepende, sluipende heftige…’

De egel wipte van zijn ene voet op de andere. Waarom weet ik niet wat een ziekte is? dacht hij. ‘Geef mij maar een gewone ziekte, ‘zei hij. ‘Iets eenvoudigs’

De sprinkhaan ging naar een kast, haalde daar iets uit, pakte het in en gaf het aan de egel. ‘Is het voor jezelf?’ vroeg hij. Weer zo’n vraag…dacht de egel. ‘Ja,’ zei hij.

Even later ging hij de winkel uit met de ziekte onder zijn arm. Ik ben benieuwd, dacht hij.

Buiten bleef hij één tel staan en viel toen om. Hij kwam met zijn gezicht op de grond terecht en wilde weer opstaan, maar dat ging niet. Ik moet even blijven liggen, dacht hij. Zijn stekels klapperden tegen elkaar en hij had het gevoel dat zijn hoofd in brand stond. Hij rolde zich op en wilde ‘Ho!’ roepen of ‘Help!’, maar zijn keel was dichtgesnoerd en zijn gedachten schoten heen en weer, trokken zich niets meer van hem aan.

De sprinkhaan stond voor zijn raam en zag de egel in het gras voor zijn deur liggen. Weer iets wat ik nooit meer moet verkopen…dacht hij. Aan niemand.

Hij haalde iets uit een andere kast, ging naar buiten, trok heel voorzichtig met zijn vingertoppen de ziekte uit de poten van de egel en legde er wat hij bij zich had voor in de plaats. De egel schoot overeind. ‘Sprinkhaan!’ riep hij. Hij keek naar zijn poten. ‘Wat is dit?’ ‘Beterschap,’ zei de sprinkhaan. ‘Daar wil ik wel meer van !’ riep de egel. Maar de sprinkhaan schudde zijn hoofd en zei: ‘Hier heb je genoeg aan. Meer is niet goed.’

Hij ging zijn winkel weer in en legde de ziekte terug in de kast. Ik kan ze ook allemaal weggooien…dacht hij. Maar dat deed hij niet. Je bent winkelier of je bent het niet.

De egel ging naar huis. Nu weet ik nog niet wat een ziekte is, dacht hij, alleen dat het iets is wat ik niet wil hebben, en al helemaal niet zomaar. Er was nog wat beterschap aan een paar stekels blijven hangen. Thuisgekomen legde hij die op de bovenste plank van zijn kast. Die komt misschien nog wel eens van pas, dacht hij.

Hij was moe, ging even op bed liggen en viel meteen in slaap.

 

(uit: De egel, dat ben ik. Toon Tellegen)